Azélla
Een metalen deur sloot achter haar waardoor en windvlaag haar mantel iets deed opwaaien. Ze keek nog kort achterom en bracht vlug daarna haar hand naar haar nek om de donkerblauwe capuchon over haar hoofd te trekken. Het teken op de achterkant van haar mantel toonde haar status, de wit met blauw gekleurde draak stond fier afgebeeld, verwikkeld in zijn eigen staart. Ze liep over het kleine plein waarbij haar voetstappen zacht te horen waren. Het kleine plein was een afgelegen stuk van de stad en was betegeld met kleine vierkante tegels. Het was sikkelvormig en niet ver van de arena af. Ze doorkruistte het plein en sloeg een straat in. De stad was haar territorium, elke weg was haar bekend. De ijle lucht vulde haar longen, door de hooggelegen plek was de lucht de gezondste lucht die er te vinden was bij alle vijf volkeren. Ze liep door en sloeg gehaast de straten in tot ze uitkwam bij een bredere dorpstraat. Gloeilantaarns verlichtte de weg die door de schemering grouwer gekleurd was. Aan bijde kanten waren de huizen gemaakt uit etalages. Na een kort moment van oriëntatie liep ze verder, niet verweg vond ze de onbekende winkel die ze zocht. haar dunne zolen toonde nu hun mankementen, ze had veel gelopen en haar voeten deden zeer. Het was een goed ding dat haar lichaam getraint was zich aftesluiten van de pijn, de pijn te negeren tot de rust genomen kon worden deze te verminderen. Ze hield stil voor een etalage waarbij kaarsen een sfeer deden ontstaan die dreigend was noch bemoedigend. Ze opende de deur waarbij de aroma van kamille de geuren deed kleuren.